Marleen Hoftijzer zegde haar huis op en ging op reis. Maar in plaats van in hostels te overnachten, vroeg ze locals ‘Can I come over?’ In twee jaar tijd verwelkomden zestig mensen Marleen bij hun thuis, en bezocht ze twaalf verschillende landen. Ze vroeg deze mensen naar hun thuisgevoel en verzamelde hun verhalen. Terug in Nederland bundelde ze al deze gesprekken en ervaringen en bracht een boek uit.
Je reishonger, waar komt die vandaan denk je?
Marleen: ‘‘Ik denk dat ik die reislust wel van mijn vader heb, ik lijk heel erg op hem. Ik ben opgegroeid in de Achterhoek en kom uit een heel ondernemende familie. Ik werd vooral heel erg vrijgelaten. Op mijn dertiende ging ik al voor het eerst met vrienden op vakantie in Europa. Toen ik twintig was heb ik mijn eerste grote reis alleen gemaakt. Toen ben ik (deels voor mijn studie) twee maanden in de sloppenwijken van India geweest. Dat gedurfde en ondernemende zit echt wel in mij.’’
Hoe is het idee voor ‘Can I come over?’ ontstaan?
‘‘In Breda woon ik in een flat waar heel veel verschillende culturen wonen. Toen ik voor de eerste keer bij een van mijn buren over de vloer kwam, merkte ik dat zijn appartement er zó anders uitzag dan de mijne. Het interieur was echt een afspiegeling van zijn achtergrond. Ik kwam vervolgens steeds vaker bij mensen thuis die bij mij in het gebouw woonden, en ben toen op een gegeven moment foto’s gaan maken van mijn buren (Marleen is fotograaf). Want wat ik vervelend vond aan die flat was dat mensen zo weinig contact met elkaar hadden. Ik kom uit een groot gezin, woonde op een boerderij, en was dat dus totaal niet gewend. Ik ben die foto’s op gaan hangen in de lift en merkte dat mensen daardoor wel iets te kletsen hadden. Ik raakte zo ook gefascineerd door thuis. Thuis is zo’n universeel onderwerp. ‘Waarom ga ik niet wereldwijd bij mensen thuis foto’s maken?’ dacht ik toen. Tijdens carnaval leerde ik vervolgens een jongen kennen die uit Ecuador kwam, maar in Schotland woonde. Hij nodigde me bij hem thuis uit, voor als ik ‘in de buurt zou zijn’. Dat werd mijn eerste host.’’
Je schrijft over je dertigersdilemma: reizen en carrière maken, of settelen en een gezin stichten. Vond je dat een ‘zwaar’ onderwerp? Hoe sta je daar nu in?
‘‘Mijn omgeving veranderde in die tijd (voor mijn reis) heel erg. Vriendinnen om me heen kregen kinderen, ik was vooral bezig met mijn carrière en droomde over emigreren. Ik voelde me daardoor wat verloren. Ik was op dat moment vooral heel erg aan het fantaseren: zou ik ergens anders gelukkiger worden? En realiseerde me: ik ben zevenentwintig, als ik een wereldreis wil maken moet ik het nu doen. Nu ik terug ben is dat anders. Als ik niet op reis was geweest dan had ik me nu nog steeds afgevraagd hoe het zou zijn om in het buitenland te wonen. Deze reis heeft me rustiger gemaakt. Ik zal nooit een type worden van een negen tot vijf baan en een klassiek gezinnetje, maar het is nu rustiger in mijn hoofd, mijn echte reis honger is gestild. Ik heb meer behoefte aan stabiliteit, en ik kan Nederland nu weer echt waarderen.’’
Voor ‘Can I come over?’ sliep je thuis bij zestig locals. Waar voelde je je het meest welkom?
‘‘Toch wel Kameroen. Toen ik daar aankwam zeiden ze tegen me ‘‘Welcome to my country.’’ Die mensen waren enorm open en gastvrij in hun manier van doen. Ik heb daar een aantal dagen bij een gezin thuis geslapen, ver weg van de stad echt in een boerendorpje waar ze nog nooit een westerling hadden gezien. Dat was heel basic. Ik sliep op een plank en ze hadden geen douche etcetera. Maar ook die mensen waren zo gastvrij, ik moest gewoon huilen toen ik wegging. Deze mensen hadden niks en nog wilden ze me alles geven.’’
Heb je antwoord gekregen op wat ‘thuis’ is?
‘‘Thuis heeft in principe niks met een plek te maken, maar een plek is wel bepalend. Privacy, verbondenheid, veiligheid, je kunnen identificeren met de cultuur, zijn toch wel factoren die van invloed zijn. Ik heb heel veel eenzaamheid gezien onderweg, en uiteindelijk wil iedereen gewoon hetzelfde: een warme plek waar je je geliefd voelt. Toen ik in NZ terechtkwam bij een ananas boerderij raakte ik in gesprek met de boer. Hij had een groot gezin met zeven zonen en twee dochters en nodigde me uit om binnen koffie te komen drinken. Ik kwam terecht in een ouderwets keukentje, met veel bruin en tegeltjes met motiefjes. Ze zaten allemaal gezellig bij elkaar. Toen kreeg ik een koekje uit zo’n oranje tupperware doosje, en had ik echt zoiets van: dit is het gevoel van thuis. Want dat deden wij vroeger ook altijd. Een ander voorbeeld: toen mijn ouders aankwamen in Tasmanië om samen drie weken te gaan rondtrekken met de kamper viel er echt een deken van me af. Ik voelde me helemaal op mijn gemak, kon mezelf zijn, de gedachte dat alles de komende weken ‘bekend’ zou zijn.. Dat was ook echt een gevoel van thuiskomen voor mij.’’
Wat heb je over jezelf geleerd tijdens deze reis?
‘‘Vooral toch wel dat ik heel Nederlands ben. Haha!’’
Meer weten over Marleen en haar boek ‘Can I come over’ (ook in ebook verkrijgbaar!)? Op haar website kun je alles vinden.
Marleen Hoftijzer zegde haar huis op en ging op reis. Maar in plaats van in hostels te overnachten, vroeg ze locals ‘Can I come over?’ In twee jaar tijd verwelkomden zestig mensen Marleen bij hun thuis, en bezocht ze twaalf verschillende landen. Ze vroeg deze mensen naar hun thuisgevoel en verzamelde hun verhalen. Terug in Nederland bundelde ze al deze gesprekken en ervaringen en bracht een boek uit.
Je reishonger, waar komt die vandaan denk je?
Marleen: ‘‘Ik denk dat ik die reislust wel van mijn vader heb, ik lijk heel erg op hem. Ik ben opgegroeid in de Achterhoek en kom uit een heel ondernemende familie. Ik werd vooral heel erg vrijgelaten. Op mijn dertiende ging ik al voor het eerst met vrienden op vakantie in Europa. Toen ik twintig was heb ik mijn eerste grote reis alleen gemaakt. Toen ben ik (deels voor mijn studie) twee maanden in de sloppenwijken van India geweest. Dat gedurfde en ondernemende zit echt wel in mij.’’
Hoe is het idee voor ‘Can I come over?’ ontstaan?
‘‘In Breda woon ik in een flat waar heel veel verschillende culturen wonen. Toen ik voor de eerste keer bij een van mijn buren over de vloer kwam, merkte ik dat zijn appartement er zó anders uitzag dan de mijne. Het interieur was echt een afspiegeling van zijn achtergrond. Ik kwam vervolgens steeds vaker bij mensen thuis die bij mij in het gebouw woonden, en ben toen op een gegeven moment foto’s gaan maken van mijn buren (Marleen is fotograaf). Want wat ik vervelend vond aan die flat was dat mensen zo weinig contact met elkaar hadden. Ik kom uit een groot gezin, woonde op een boerderij, en was dat dus totaal niet gewend. Ik ben die foto’s op gaan hangen in de lift en merkte dat mensen daardoor wel iets te kletsen hadden. Ik raakte zo ook gefascineerd door thuis. Thuis is zo’n universeel onderwerp. ‘Waarom ga ik niet wereldwijd bij mensen thuis foto’s maken?’ dacht ik toen. Tijdens carnaval leerde ik vervolgens een jongen kennen die uit Ecuador kwam, maar in Schotland woonde. Hij nodigde me bij hem thuis uit, voor als ik ‘in de buurt zou zijn’. Dat werd mijn eerste host.’’
Je schrijft over je dertigersdilemma: reizen en carrière maken, of settelen en een gezin stichten. Vond je dat een ‘zwaar’ onderwerp? Hoe sta je daar nu in?
‘‘Mijn omgeving veranderde in die tijd (voor mijn reis) heel erg. Vriendinnen om me heen kregen kinderen, ik was vooral bezig met mijn carrière en droomde over emigreren. Ik voelde me daardoor wat verloren. Ik was op dat moment vooral heel erg aan het fantaseren: zou ik ergens anders gelukkiger worden? En realiseerde me: ik ben zevenentwintig, als ik een wereldreis wil maken moet ik het nu doen. Nu ik terug ben is dat anders. Als ik niet op reis was geweest dan had ik me nu nog steeds afgevraagd hoe het zou zijn om in het buitenland te wonen. Deze reis heeft me rustiger gemaakt. Ik zal nooit een type worden van een negen tot vijf baan en een klassiek gezinnetje, maar het is nu rustiger in mijn hoofd, mijn echte reis honger is gestild. Ik heb meer behoefte aan stabiliteit, en ik kan Nederland nu weer echt waarderen.’’
Voor ‘Can I come over?’ sliep je thuis bij zestig locals. Waar voelde je je het meest welkom?
‘‘Toch wel Kameroen. Toen ik daar aankwam zeiden ze tegen me ‘‘Welcome to my country.’’ Die mensen waren enorm open en gastvrij in hun manier van doen. Ik heb daar een aantal dagen bij een gezin thuis geslapen, ver weg van de stad echt in een boerendorpje waar ze nog nooit een westerling hadden gezien. Dat was heel basic. Ik sliep op een plank en ze hadden geen douche etcetera. Maar ook die mensen waren zo gastvrij, ik moest gewoon huilen toen ik wegging. Deze mensen hadden niks en nog wilden ze me alles geven.’’
Heb je antwoord gekregen op wat ‘thuis’ is?
‘‘Thuis heeft in principe niks met een plek te maken, maar een plek is wel bepalend. Privacy, verbondenheid, veiligheid, je kunnen identificeren met de cultuur, zijn toch wel factoren die van invloed zijn. Ik heb heel veel eenzaamheid gezien onderweg, en uiteindelijk wil iedereen gewoon hetzelfde: een warme plek waar je je geliefd voelt. Toen ik in NZ terechtkwam bij een ananas boerderij raakte ik in gesprek met de boer. Hij had een groot gezin met zeven zonen en twee dochters en nodigde me uit om binnen koffie te komen drinken. Ik kwam terecht in een ouderwets keukentje, met veel bruin en tegeltjes met motiefjes. Ze zaten allemaal gezellig bij elkaar. Toen kreeg ik een koekje uit zo’n oranje tupperware doosje, en had ik echt zoiets van: dit is het gevoel van thuis. Want dat deden wij vroeger ook altijd. Een ander voorbeeld: toen mijn ouders aankwamen in Tasmanië om samen drie weken te gaan rondtrekken met de kamper viel er echt een deken van me af. Ik voelde me helemaal op mijn gemak, kon mezelf zijn, de gedachte dat alles de komende weken ‘bekend’ zou zijn.. Dat was ook echt een gevoel van thuiskomen voor mij.’’
Wat heb je over jezelf geleerd tijdens deze reis?
‘‘Vooral toch wel dat ik heel Nederlands ben. Haha!’’
Meer weten over Marleen en haar boek ‘Can I come over’ (ook in ebook verkrijgbaar!)? Op haar website kun je alles vinden.
+ show Comments
- Hide Comments
add a comment